Kleurrijk, complex en abstract kijken de werken in Park me aan. “Zeg het maar, wat vind je ervan?” In mijn hoofd begint een riedeltje te lopen: oppervlakte, reflectie, vervlechten, diepte, variatie, overlapping, kleurveld, maakproces… check, check, check. Hmm, nee, zo kom ik niet verder. Deze tentoonstelling vraagt om een andere benadering.
Tekst en fotografie: Nanne op ’t Ende
Het tape-rolletje onderaan het grote werk van Jochem Rotteveel is misschien een goede plek om te beginnen met peuteren. Het lijkt daar achtergelaten om inzicht te geven in het proces – niks te verbergen, gewoon een rol blauwe tape. Simpel. Maar daar trappen wij niet in, meneer Rotteveel. Dat je met een smalle rol tape een scheidslijn aan kan brengen, dat geloof ik best. Maar hoe zit het met die brede stroken folie? Die laten zich vast niet zo makkelijk manipuleren.
Hoe vaak heb je een stuk plakplastic weggegooid omdat de plooi net niet goed was? Of laten die stroken zich herschikken? Zie je niet overal vingers als je een vel loshaalt en weer opplakt? Draag je handschoenen, kun je de afdrukken wegpoetsen… Abstractie gaat onder andere over de handeling. Wat er op een kleiner formaat nog uitziet als een eenvoudig gebaar, wordt op deze wand een stuk complexer. De plooien in de huid lijken uit de hoek te komen, alsof ze zich een weg zoeken onder het oppervlak, het is een dreigend werk, ondanks die frisse kleuren.
Ineens moet ik denken aan dat kapotgesneden werk van Barnett Newman. Who’s Afraid of Red, Yellow and Blue? De horizontale wonden, de hangende stroken canvas. Of minder agressief: Piero Manzoni, de Achromes, met die mooie horizontale plooien in het kaolien-doordrenkte linnen. Het werk van Rotteveel refereert op verschillende manieren aan colour field painting en minimal art. Die wat opstaande randen, de overlappende stukken folie die diepte creëren, alles lijkt ergens op. Maar het gaat om andere dingen.
Je hebt een stuk tape, je wilt iets vastplakken, maar in plaats van een mooie, strakke lijn krijg je hier en daar een vouw, een plooi. Er verschuift iets, de tape plakt aan je vingers, kreukelt. En de volgende laag tape neemt de plooi over, het wordt alleen maar erger, niks aan de te doen. Hetzelfde geldt voor de plakfolie, die je voor van alles kan gebruiken. Reclameteksten, decoratie, raambedekking, kasten, deuren – maar het moet wel vlak, zonder vouwen of luchtbellen of lelijke randjes, want anders ziet het er niet uit.
Maar Rotteveel wil geen rimpelloos leven. Fouten, vergissingen die ontstaan door een gebrek aan geduld of beheersing – ze houden hem bezig. Hij laat de imperfectie toe, onderzoekt hoe hij die plooien beeldend kan benutten en gaandeweg raakt hij verliefd op het materiaal. De intense kleuren, de spiegeling die net de omgeving meeneemt, afhankelijk van het licht, de verschuivingen als er twee lagen over elkaar liggen, de transparantie.
Het grote werk aan de achterwand, Crasher, is geweldig. Zoveel frustraties, zoveel wat mis gaat en zoveel… schoonheid. Aanvaarding. En dan de vaardigheid die het vraagt om het zo te maken. Ergens in een magenta vlak zie ik een rij luchtbelletjes. Uit ervaring weet ik dat je zo’n bubbel kan verplaatsen door over het oppervlak te wrijven. Je krijgt ze nooit allemaal weggewerkt – hoewel een speldenprik schijnt te helpen – maar zo mooi op een rij, dat moet lukken. God, het gepruts! Plotseling voel ik me heel dicht bij de kunstenaar.
Is het nodig een brug te maken naar Ien Lucas? Dat heeft curator Rob Moonen al voor ons gedaan. Rotteveels objecten van tape rijmen moeiteloos met de organisch gevormde doeken van Lucas die hier en daar wat hoger aan de wand hangen. Bij een heel strak uitgevoerd werk uit de ZZ Top serie vermoed ik dan weer dat ze tape gebruikt heeft – ook een mooi beeld, hoe ze die tape langzaam verwijdert om geen onregelmatigheden te krijgen… Maar misschien is het zo niet gegaan, in andere schilderijen zijn de verfbanen met elkaar vervlochten en zijn de randen even scherp, ook al golven ze licht.
Lucas heeft een vaste hand, zoveel is zeker. Ik sta met ongeloof te kijken naar een werk uit de Dazzling serie. Verticale rij na verticale rij heeft ze met een of ander hulpmiddel verschillende toetsen verf aangebracht die uitlopen in een ondoorgrondelijk patroon. Drie kleuren vormen steeds een soort ruggengraat en daar lopen dan nog twee andere kleuren doorheen – ik probeer uit te vissen hoe het zit aan de hand van kleine gaatjes die door luchtbellen in de verflaag zijn achtergelaten maar nee… Duizelingwekkend indeed.
Als je eenmaal weet hoe het moet zal het wel een kwestie zijn van stug volhouden, zo is het meestal met kunst, maar wat me opvalt is dat de werken die Lucas maakte in de afgelopen vijf jaar zo divers zijn. Hier is iemand nog altijd continu aan het ontdekken. Zeker, de series hebben verwante thema’s, zie de checklist aan het begin van dit verhaal, maar – het gaat in veel werken om de complexiteit. Het plezier dat ik zie, is dat van de verwarring, van een orde die zich niet prijsgeeft. Zelfs een werk dat met garen is gemaakt heeft iets ongenaakbaars. De draden liggen in strakke banen over elkaar, door elkaar, peuteren lijkt zinloos.
De speelsheid van Lucas’ doeken wordt tegengesproken én mogelijk gemaakt door de enorme controle die ze heeft over de middelen, door de nauwkeurigheid en het geduld waarmee ze werkt. Haar uitgangspunt lijkt precies tegenovergesteld aan dat van Rotteveel: er moet een schijn van orde zijn. De compositie klopt, de uitgangspunten kloppen. Maar hoe langer je kijkt, hoe meer je alle houvast verliest.
’s Nachts zie ik de schilderijen voor me. De ruimte die ontstaat tussen de banen en lijnen is een diepte om in weg te vallen – maar niet de diepte van de slaap. Ik herken de opwinding van almaar uitdijende gedachten, het gevoel dat er zich nieuwe gebieden openen. Merels slaan, dichtbij, veraf; dronken studenten gaan lallend over straat, de geluiden van de nacht verweven zich tot een chaotisch, vibrerend universum.
Let’s Stick Together is nog tot 16 juni te zien in Park.