Altijd een beetje tricky, street art in de galerie. Van rauw en illegaal wordt het toch ineens een heel ander ding met die witte muren, sokkels, prijslijsten en discrete rode stickertjes bij verkochte werken. Benieuwd hoe Guido van Amelsfoort dat aanpakt.
Tekst en foto’s Nanne op ’t Ende
Guido van Amelsfoort zet al vijftien jaar lang pieces op muren en treinstellen overal in Europa. Ik probeer me er iets bij voor te stellen, de trips, de vrienden, de nachtelijke acties. Op YouTube staan gelukkig genoeg filmpjes van crews die met tassen vol spuitbussen over hekken klimmen om bij een metrostel te komen, snel hun slag te slaan en weer te verdwijnen. De adrenaline, de kans gepakt te worden, de schokkerige beelden… En iets daarvan komt de galerie binnen, of eigenlijk best veel.
Boys behind bars laat twee gezichten zien achter een hek dat in al zijn eenvoud een dubbele betekenis heeft: opsluiten en buitensluiten. Veel vervoersbedrijven doen er alles aan om vandalen van de wagons weg te houden en sommige graffitikunstenaars, zoals de legendarische Utah en Ether, komen in de gevangenis terecht. (Dat bars ook nog kroegen kunnen zijn, dat de jongens onbereikbaar blijven en dat Boys Behind Bars de titel is van een serie cultfilms met Wade Radford geeft het werk weer een heel andere dimensie.)
De keramieken treinstellen zijn net zo dubbel als illegale graffiti. Er is niks aan als de gemeente ergens een plek aanwijst waar spuiters hun gang kunnen gaan. Maar of het nou echt mooi is, die tags overal of zo’n haastig neergezet werk op de zijkant van een trein? Zoiets heb ik ook met deze objecten. Ze zijn geen meesterwerken van technisch kunnen, hun formaat wordt bepaald door de grootte van de oven, het glazuur ligt er nogal nonchalant op – maar wat als het anders was? Als Van Amelsfoort er een soort Märklintreintjes van had gemaakt met elk detail perfect afgewerkt… Ik moet er niet aan denken.
Nu hebben de wagons iets rebels en spontaans en rommeligs, en ondertussen zijn ze best bijzonder. Ze vertegenwoordigen een ervaring, een uitsnede uit een hectische leven – en tegelijkertijd zijn deze treinstellen schoon. Niet de graffiti staat op een sokkel maar de maagdelijke trein. Wat me bovendien opvalt is de keuze om een stuk van de bodem mee te nemen. Zoals mensen stukken van de Berlijnse muur opkopen en ergens anders tentoonstellen, zo is de Berlin hell opgetild en hierheen verplaatst. Het heeft iets eenzaams, los van zijn context – en verhoudt zich daarmee direct tot de vraag wat street art eigenlijk te zoeken heeft in een galerie.
Persoonlijk houd ik wel van de anarchistische creatieve energie die je tegemoet komt in een wijk waar alle muren onder zitten. Tegelijkertijd kan ik mijn ogen niet afsluiten voor de armoede en de frustratie die ermee samenhangen. Graffiti heeft een complexe relatie met eigendom: het staat op iemands muur, of op treinstellen van ons allemaal. In rijke buurten wordt elke tag meteen verwijderd, rijdt de politie een extra rondje, hangen camera’s. In arme wijken gebeurt er niks – of het moet zijn dat street art wordt ingezet om de boel op te leuken, waarna de huren voor de oorspronkelijke bewoners onbetaalbaar worden en de buurt wordt overgenomen door het hipsterlegioen. Die maatschappelijke tweedeling en de keerzijde van de straat zie ik terug in de keramieken halve-literblikken Junkbier, de goedkope alcohol waar verslaafden hun dag mee doorkomen.
Op de opening zullen vrienden van Van Amelsfoort zichzelf of hun maten vast herkend hebben in Lunatic en Punker. Ik moet het doen met vermoedens en een paar schematische metalen portretten. Wat dat betreft is Unleash the beast wat toegankelijker. De titel lijkt een verwijzing naar films waarin een gekwelde vampier of weerwolf strijdt tegen zijn innerlijke bloeddorst, terwijl een amorele soortgenoot hem aanspoort om het beest toch vooral los te laten op de minderwaardige mensheid. Dracula is een wezen van de nacht, het gaas is doorgeknipt, de weg naar de treinstellen ligt open…
Met alle vrolijkheid van de kleuren en de kinderlijk ogende beeldtaal (nee, dat wil niet zeggen dat een kind het gemaakt zou kunnen hebben) heeft dit recente werk behoorlijk diepe schaduwen. Zo kom ik uiteindelijk bij de titel van de tentoonstelling, uit Huwelijk, een gedicht van Willem Elschot. ‘Tussen droom en daad staan wetten in de weg’ – zo gaat het – ‘en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.’ Ja… Mooi gekozen.
Tussen droom en daad is nog tot 14 juli te zien bij Luycks Gallery