Elke vrijdag kun je op OT Radio tussen 23:00u en 00:00u luisteren naar het programma Naar de overkant van de nacht, een uur lang deep house en aanverwanten. Op 6 december viert de maker van het programma, Maurice Dumont (44), alias dj Maus, een klein jubileum: de honderdste aflevering wordt dan uitgezonden. Bas Witte sprak met hem.
Wie is dj Maus?
“DJ Maus is al meer dan twintig jaar actief in Tilburg: ooit begonnen als dj bij café De Uitstad (in het pand waar tegenwoordig café Studio zit) en daarna ook regelmatig bij de Cul de Sac. Daarnaast maakte hij muziek met Andy Sparx als the Sleepyheadz en richtte hij met Sookie Zwartwerk op. Met Zwartwerk had hij twee jaar lang een succesvolle dansavond in de Cul. Deze dansavond verhuist nu naar Gin Fizz. En sinds een jaar maakt Maus ook deel uit van Telg, een collectief van dj’s dat het afgelopen jaar succesvolle feesten gaf op verrassende locaties in Tilburg en Antwerpen.”
Een bezig baasje dus, maar wie is de man áchter dj Maus?
“Overdag ben ik ‘meneer’ Dumont, want ik werk als leraar Nederlands en afdelingsleider op het Theresialyceum, hier in Tilburg. Voor leerlingen is het moeilijk voor te stellen dat iemand met zo’n saai beroep zo’n spannende hobby heeft, maar in werkelijkheid is het werk van een leraar helemaal niet zo saai en is dj’en misschien ook wel niet zo spannend als zij denken. Sinds dj’s als Tiësto en David Guetta popsterren werden, is het beeld van wat een dj is en doet behoorlijk veranderd. Dat komt natuurlijk ook doordat mp3 de norm is geworden. Veel meer dan een harde schijf met muziek en wat goede software heb je niet meer nodig om een feestje te bouwen. Een groter contrast met de ouderwetse, ambachtelijke dj, die zijn vinyl moeizaam bij elkaar scharrelt en met de hand aan elkaar draait, is niet mogelijk. En ja, vinyl-dj’s zijn meestal vreselijke nerds, dus ze hebben niet eens de looks om het tot popster te schoppen.”
Dan maar op de radio?
“Radio heeft inderdaad het voordeel dat het vrij anoniem is, zeker als je elke week alleen maar een mix aanlevert en verder niet te zien of te horen bent. En daarnaast is een ruimdenkende zender als Omroep Tilburg een prachtig podium om muziek te laten horen die je in de mainstream moeilijk tegenkomt. Ik maak ook programma’s voor de Concertzender, ook zo’n zender met hart voor het nieuwe en onbekende. In het programma PopArt besteed ik aandacht aan popmuziek die nooit doorgebroken is, in vergetelheid geraakt is of juist pas na jaren de aandacht kreeg die zij verdient. Ook in mijn wekelijkse mix voor Omroep Tilburg zitten heel wat vergeten klassiekers, maar dan in het dance-genre.”
Met Zwartwerk brachten jullie dit jaar een 12” uit waarop alleen een stempel met jullie naam staat.
“Ja, op die plaat staan drie obscure tracks, opgepoetst en dj-vriendelijk gemaakt. Met alleen een stempel drukken we uit dat het er niet toe doet wie de muziek gemaakt heeft of wie wij zijn; dat eigenlijk alleen de muziek moet tellen als je de plaat draait. Zelf heb ik ook een zwak voor white labels. Het is het tegenovergestelde van de popcultuur, waarin alles om ego en identiteit draait. Natuurlijk proberen we met de plaat ook de naam Zwartwerk te promoten, want om op toffe plekken te kunnen draaien, moet je nu eenmaal zichtbaar zijn. Dat is best dubbel. Met een radioprogramma aan de rand van de nacht is dat gelukkig wat minder belangrijk.”
Hoe ben je ook alweer bij OT terecht gekomen?
“Bij OT waren ze ook op zoek naar nieuwe programma’s voor de avonduren en toen heb ik naar de late vrijdagavond gesolliciteerd. Dat is mijn favoriete radiomoment van de week: de twilight zone tussen de werkweek en het weekend, de opmaat naar een avond stappen. Dát gevoel…”
Vandaar ook de naam van het programma?
“Naar de overkant van de nacht verwijst inderdaad naar die twilight zone. Het verwijst ook naar de gelijknamige roman van Jan van Mersbergen, over iemand die een loutering doormaakt tijdens een doorwaakte carnavalsnacht. Ik heb Van Mersbergen destijds toestemming gevraagd om de naam te gebruiken. In eerste instantie verwachtte hij dat ik een programma met carnavalsmuziek ging maken, maar eigenlijk leen ik vooral het dieperliggende thema: dat het weekend een loutering is na alles wat je in de werkweek opgeladen hebt.
En zo worden de leraar Nederlands en de dj toch weer met elkaar verbonden.
“Juist!”
Hoe doe je dat eigenlijk, naast werk en gezin ook nog elke week een mix maken?
“Dat lukt dus niet met vinyl en draaitafels. Of althans, dat lukt mij niet. Hoewel ik een vinylfreak ben, ben ik ook een perfectionist en ik wil een mix maken van exact een uur, met een kop en een staart en het liefst nog een soort verhaal ertussen, en dan het liefst naadloos gemixt. Die puzzel kan ik alleen snel en efficiënt leggen met de computer. Ik werk aan meerdere mixen tegelijk en in vakanties en minder drukke weken rond ik er vaak meerdere af, zodat ik een voorraadje heb voor drukkere tijden. Daarnaast hou ik in een excel-bestandje bij welke tracks ik al gebruikt heb. In die honderd mixen heb ik me wat dat betreft pas één keer vergist, dus een track twee keer gebruikt.”
Dat betekent dat er een enorme collectie op je zolder moet staan.
“Ha ha… Inderdaad. Vrijwel alle tracks heb ik op vinyl – of soms op cd – in de kast staan. Heel af en toe sluipt er ook wel eens een digitale promo in die ik via de Concertzender krijg toegestuurd, of uit de tijd dat ik voor het tijdschrift Gonzo (Circus) schreef. Of een track van een bevriende producer.”
In je programma voor OT draait het vooral om deep house en deep techno, bij Zwartwerk gaat het om soul, funk, disco en afro. Wat staat er nog meer in je platenkast?
“Van alles. Natuurlijk ook de nodige pop- en indieklassiekers, van the Beatles en Big Star tot Sebadoh en Portishead. Ik heb een zwak voor psychedelische pop en rock, vooral als het een beetje mislukt klinkt of net uit de bocht vliegt. Bandjes die met beperkte middelen of vanuit de marge proberen te klinken als Santana of Jimi Hendrikx, bijvoorbeeld uit Peru, Nigeria of Turkije. Het is geweldig dat zulke muziek nu door reissues van labels als SoulJazz, Ostinato en Habibi Funk een tweede leven krijgt.”
Hoe ben je zo’n muziekfreak geworden? Ik bedoel: wie hebben je geïnspireerd?
“In de platenkast van mijn moeder vond ik muziek van Kraftwerk, Neil Young en David Bowie. Daar begon het mee. Vooral kant B van Heroes vond ik fascinerend. Daarnaast was er de afkeer van artiesten als Pat Banetar en Paul Young, die in die tijd op tv de toon zetten: in hun videoclips was nauwelijks een muzikant te zien! In de plaatselijke bieb ontdekte ik de OOR en zo kwam ik bij artiesten als Frank Zappa en Joy Division terecht. Die fascineerden me, omdat hun muziek tegelijk mooi en lelijk is, net als de muzikanten. Daar kon ik me wel mee vereenzelvigen. Via de Moordlijst, de alternatieve hitlijst van de OOR en de VPRO, ben ik naar de radio-uitzendingen van de VPRO gaan luisteren. Ik werd verliefd op presentatrice Lotje Ijzermans, of in ieder geval op haar stem. In haar programma hoorde ik voor het eerst artiesten als Beck en Will Oldham. En toen we kabeltelevisie kregen, keek ik op MTV naar programma’s als 120 Minutes en The Alternative Nation.”
Maar hierin hoor ik nog weinig over dance…
“Qua dance ben ik eigenlijk een laatbloeier. Dat kwartje viel pas toen ik Dubnobasswithmyheadman van Underworld hoorde. Die plaat deed me zó aan Kraftwerk denken. The Prodigy en Leftfield volgden daarna al snel. Een volgende stap was de verzamelaar In Order To Dance 5 op het R&S-label. Daarop hoorde ik voor het eerst muziek van Carl Craig, Kenny Larkin en Aphex Twin. Natuurlijk veel te abstract en complex om op te dansen. De dansvloer begon me pas te interesseren toen drum & bass zijn intrede deed. Hoewel ik daarvoor al mixtapes maakte voor vrienden, kreeg ik toen pas de drang om dj te worden. Als drum & bass-dj heb ik het helaas nooit gemaakt, maar toen mijn beste maat Ivo barman werd bij de Uitstad, regelde hij dat ik daar een keer kon draaien. Op dat moment – we hebben het over 1998 – was dat het hipste danscafé van Tilburg, dus heb ik m’n beste beentje voor gezet en me van m’n meest veelzijdige kant laten horen: de hits van toen, zoals Moloko, Daft Punk en Jamiroquai, wisselde ik mooi af met mijn eigen favorieten en dat sloeg nog aan ook. Uit die tijd stammen ook mijn vriendschappen met Sookie (Kim Peters) en Andy Sparx (Andy Hodge). Kim draaide al toen in de Uitstad én in de Spoel. Andy’s vriendin (inmiddels vrouw) Yvonne, die trouwens de jingle voor mijn programma insprak, stond ook bij de Uitstad achter de bar en vroeg of Andy een keer met mij mee mocht draaien. Dat klikte meteen. Toen ik hem beter leerde kennen, bleek dat hij al een leven als dj in Londen achter de rug had, bij pirate radio stations en in de Ministry of Sound. Via Kim en Andy leerde ik steeds meer house en techno kennen. Het is na al die jaren niet gek dat er tussen onze platenkasten heel wat overeenkomst zit. En toch verbazen we elkaar ook nu nog steeds met zowel nieuwe als oude muziek.”
En nu op naar de volgende honderd?
“Toen ik begon, vroeg ik me af hoe lang ik het vol zou houden om elke week een mix te maken. Eigenlijk ben ik verrassend gemakkelijk tot honderd gekomen. Natuurlijk blijf ik ook nieuwe muziek kopen, maar geen tien tracks per week, natuurlijk. Uiteindelijk raakt de collectie dus toch wel een keer uitgeput, vrees ik. Daarom wil ik naast nieuwe mixen ook af en toe herhalingen gaan uitzenden. Niet alle mixen vind ik achteraf even geslaagd, maar de beste verdienen het zeker om nog eens gedraaid te worden. En daarnaast neem ik de minder geslaagde nog eens onder handen: hier en daar een nummer vervangen door iets beters of de volgorde aanpassen. Dat is dan wel weer een voordeel van digitaal mixen.”
Bevat de honderdste aflevering nog speciale nummers of favorieten?
“Het is niet per se dat ik bepaalde nummers voor deze mix bewaard heb en in elke mix zitten natuurlijk wel favorieten. Omdat ik altijd aan een paar mixen tegelijk werk, was ook nog niet meteen duidelijk dat dit nummer 100 zou worden. Maar met tracks van Carl Craig, Henrik Schwarz, Jori Hulkkonen en Echospace is dit per saldo wel een heel mooie jubileumeditie.”