Wat is PARK toch een mooie plek. De ruimte zelf, de exposities, de ongedwongen sfeer, de experimenten. En nu dit sympathieke gebaar om negen Tilburgse kunstenaars uit te nodigen die nog niet eerder in PARK te zien waren. Gewoon om de diversiteit te tonen van het Tilburgse talent. Maar hoe pakt dat uit?
Tekst en fotografie Nanne op ’t Ende
Jasper van Aarle, Pim Kersten, Stijn Kriele, Tyrell Kuipers, Chantal Rens, Paul van Rijswijk, Tineke Schuurmans, Marina Višić en Niko de Wit: de meesten zouden de voormalige kapel ook in hun eentje kunnen vullen. Paul van Rijswijk heeft dat al eens gedaan, in 2011, toen het nog geen PARK was (er staat een time-lapse video van het hele proces op zijn website). Nu toont hij een luchtige installatie van uit hardboard platen gefreesde rasters die achter elkaar hangen aan smalle latjes. Het simpele patroon wordt steeds complexer; vlakken worden ruimte waarin licht en schaduw elkaar herhalen, het hele werk haalt adem.
Dat spel van licht en schaduw is terug te vinden in een video van Marina Višić, Penumbrae, hypnotiserend in al zijn kalm golvende grijstinten – ondanks het vervreemdende reflectiescherm dat een deel van de projectie onderschept. De blik kan nog altijd wegdromen, mijn angst om te verdwijnen, in het water zelf of in dat zwarte gat, wordt gesust door de gewichtloosheid van de cirkel die uit het wateroppervlak wordt gelicht.
Ook in de monotypes van Stijn Kriele glinstert het wateroppervlak – tenminste, dat neem ik aan als ik denk aan zijn foto’s van zeegezichten: dezelfde vlakken, dezelfde horizontale en diagonale lijnen, een enkele arabesk. De landschappen komen terug, de viaducten en bruggen, de verweerde bunkers langs de kust. Gekaderde vergezichten, lucht, land en water; de mens die daar zijn rigide orde aan oplegt – voor zo lang het duurt dan.
Jasper van Aarle put voor zijn vormende principes veel meer uit natuurlijke processen: alles is in wording in zijn werk. In een van zijn sculpturen, On spatiation (study model), ontwikkelt hij een kwetsbaar moment van evenwicht – vier blokjes bij elkaar gehouden door minuscule latjes en de zwaartekracht – tot een spel met negatieve en positieve vormen die kantelen en draaien van het ene stadium naar het andere. En ineens zie ik dat het proces ook omgekeerd kan worden, dat het werk juist uitmondt in dat wankele moment van evenwicht, als een volgende transitie in aanbouw.
On Spatiation heeft iets van een maquette maar het doet zijn werk ook op deze schaal. Dat geldt niet helemaal voor de bronzen van Niko de Wit. Om de speels gemanipuleerde architectonische vormen te zien als voorstellen op een handzaam formaat, moet ik me toch eerst zijn grote monumentale werken voor de geest halen – stevige stalen ingrepen in de publieke ruimte. Dan breekt de ambitie door het poëtische patina heen en beginnen de beelden zich voor me te ontvouwen.
Bekentenis: soms heb ik de grootste moeite om zonder achtergrondinformatie toegang te vinden tot een werk. Bij Pim Kersten, bijvoorbeeld, had ik geen idee wat ik aan moest met een schilderij van acht korte lijnen van gelijke lengte op een witte ondergrond – tot ik las dat de lijnen samen 191,5 cm zijn: de lichaamslengte van de kunstenaar. En die geelgroene lijn op het canvas er vlakbij? 191,5cm Yellowish Green Length. Aha! Het is altijd mooi om te zien hoe de willekeur van alle mogelijke abstracte vormen in toom wordt gehouden en betekenis krijgt door de menselijke maat. (In de andere werken kan ik me later nog eens verdiepen.)
De collages van Chantal Rens zijn zeker niet ontoegankelijk – en toch geven ze nooit alles prijs. De werken zijn samengesteld uit foto-illustraties van decennia geleden die me doen denken aan een permanente staat van ontkenning. Steeds doorbreekt de kunstenaar de impasse met een ogenschijnlijk simpele ingreep. Een apenkop, paar mensenogen erin – klaar! Maar wat gebeurt er allemaal? Is hier een menselijk bewustzijn overgeplaatst naar een dierlijk lijf? Is het dier symbolisch voor een minder mooi, minder intelligent of gecultiveerd mens – maakt dat iemand minderwaardig? “Het zijn de ogen van Patricia Paay,” zegt Chantal, “maar dat had je zeker al gezien?” Zoveel vragen staren me aan.
Van daar is het een kleine stap naar de zeugen van boer Henk Kuijpers die Tineke Schuurmans portretteerde voor Eye to Eye. Van elk dier is alleen een oog te zien en een stukje snuit, maar je weet meteen dat het dames zijn met een eigen karakter. Speels, zacht, fel, duf of knorrig – varkens schijnen heel intelligente dieren te zijn. We delen een lange geschiedenis, mens en varken, maar wat me vooral raakt in de foto’s is de nabijheid, de aanwezigheid, van een aandachtig wezen.
Op een rare manier heb ik dat ook met een werk van Tyrell Kuipers, dat vlak naast de varkenssnuiten in de ruimte staat. De donkere sculptuur uit betonplex trekt de aandacht, ze heeft iets brutaals: ze is springerig, levendig, totaal zonder pretenties maar tegelijkertijd heel zelfbewust. Kan je dat allemaal zeggen over een beeld? Nou ja, waarom niet? Met die open zijde toont het zich openhartig, het is een beetje groezelig van binnen, op de buitenkant staan afdrukken van vingers en handen. Van een afstand zie ik een juichende figuur, ik zie kruizen of X’en die in elkaar schuiven, twee V’s innig verstrengeld, ik zie ook prikkeldraad en – oh ja, het wijnrek in een ander beeld uit de serie Matter, dat rijmt met de installatie van Paul van Rijswijk.
Van Hieruit is een genereuze tentoonstelling die veel meer te bieden heeft dan hierboven beschreven: meer beelden, dwarsverbanden, associatieve verhalen. Tegelijkertijd roept Van Hieruit een verlangen op naar iets wat er niet is: naar nog meer werk van de kunstenaars, beelden die niet in PARK te zien zijn omdat ze de ruimte nou eenmaal moeten delen. Zo wordt de titel de aanduiding van een tussenstation: de deelnemers en hun kunstwerken komen even samen met elkaar en met het publiek, en van hieruit kijken we weer verder. Daar verheug ik me op.