Ik zat eens op mijn knieën voor het raam
En keek naar witte wolken zonder naam
Die zomaar hingen in’t blauw geboren
Stil, in weggewaaide wind verloren
Een koe dreef door de ogen van een kind
Op duizend meter in’t blauwe gebint
Alleen, zonder gras, als een witte wolk
Alleen, als eentje van een wolkenvolk
Ik had geen idee wat die koe daar deed
Waarom zij door het hoge blauwe gleed
Wat maakt het uit dacht ik in een seconde
Want ik, ik had haar teruggevonden.
Ad Nouwens – Schrijversatelier