Albert* somt de laatste twee weken van maart op. Een bruiloft, een overlijden, een verjaardag en een uitvaart. “Een achtbaan”, omschrijft hij treffend. Het verdriet ligt er als een open zenuw bij, maar de verwerking ervan is in volle gang. “Ik ben uit het wagentje van die achtbaan gestapt en nu op weg naar de uitgang”, verzekert hij.
“Ik wilde niet een partner zijn, maar haar man.”
Zijn vrouw was al twintig jaar zijn vaste maatje, meldt Omroep Brabant. Samenwonend en beide dochters inmiddels volwassen en op eigen benen. “Ze had al een hele geschiedenis als longpatiënt. Vorig jaar augustus was ze weer opgenomen in het ziekenhuis. Toen ik haar bezocht, moest ik mezelf aanmelden als ‘de partner van’ en dat vond ik niks. Dus heb ik haar een aanzoek gedaan. Ik wilde niet een partner zijn maar haar man.”
Het stond daarna met grote letters in hun agenda geschreven. Op 14 maart zou de trouwerij zijn in hun woonplaats Goirle. “Simpel en klein op maandagochtend”, zegt Albert. Maar zo eenvoudig bleek de route naar de ringen niet. Om acht uur ’s morgens moest de huisarts komen. Na een medisch onderzoek en een kort beraad, reed de ambulance niet naar het gemeentehuis maar direct naar het ziekenhuis in Tilburg-Zuid.
“Daar waren ze al op de hoogte”, vertelt Albert. Een van de verpleegsters bood aan om een spoedhuwelijk te regelen. Een trouwzaaltje werd opgetuigd, compleet met trouwambtenaar, huisfotograaf, koffie, bubbels en bloemen. Om drie uur ’s middags verschenen beide namen op de trouwakte en de eeuwige gelofte werd bezegeld. Maar wrang genoeg kwam daar even snel een einde aan.
“Ik ben bij haar op de ziekenhuiskamer blijven slapen.”
“Het ging steeds slechter met mijn vrouw. Ze kreeg medicijnen en extra zuurstof. Ik ben bij haar op de ziekenhuiskamer blijven slapen. Maar woensdagnacht raakte ze in kritieke toestand. Onze kinderen kwamen erbij.” De jongste dochter had haar eigen baby van zeven weken meegenomen. Voor een moment deelden drie generaties het ziekbed.
Dankzij een opleving was het voor de bruid mogelijk om ook afscheid te nemen van de overige familieleden. Albert: “Alle verhalen zijn verteld. Het was een genot voor mijn vrouw. Ze wilde telkens weten wie er nog op bezoek zou komen. Ze heeft het volgehouden tot half elf ’s avonds, toen is ze gestorven.”
“Dit had eigenlijk jaren moeten voortduren.”
Het voelt voor hem toch als een onverwacht einde. “We wisten allebei dat haar gezondheid slecht was. Maar hoe erg precies, dat wist ik niet. Ik denk wel dat zij het in de gaten had.” De fijne bruiloft in het ziekenhuis verzacht enigszins het abrupte einde. “We hebben een mooie dag beleefd. Dit had eigenlijk jaren moeten voortduren. Natuurlijk hebben we samen vaker gesproken over ‘wat als’ maar het nooit zo dringend ervaren.”
“Er was behalve de zorg ook tijd voor een gesprek, een troostende schouder.”
De nazorg heeft hem goed gedaan. “Ik wil graag de directie van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis feliciteren met hun personeel. Zoals die voor ons hebben gezorgd is fantastisch. Dat kon niet beter. De medewerkers hadden niet alleen oog voor de patiënt maar voor iedereen eromheen. Er was behalve de zorg ook tijd voor een gesprek, een troostende schouder”, kijkt hij terug.
Zijn vrouw heeft haar zestigste verjaardag net niet gehaald. Zelf heeft hij tussen haar overlijden en de uitvaart, zijn 56ste verjaardag beleefd. “Een zeer vreemde serie”, merkt hij op.
* Albert is een gefingeerde naam omdat de echtgenoot, ook uit respect voor zijn overleden vrouw, alleen anoniem in de publiciteit wenst te komen.