De gemeente is bezig met een onderzoek naar het koloniale verleden van de stad. Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde voert dat onderzoek uit. Sinds kort kun je in Tilburg een wandeling maken langs plekken die iets laten zien van koloniaal verleden.
Schatrijk
In steden als Amsterdam is de koloniale geschiedenis zichtbaarder. Daar is bekend dat bijvoorbeeld veel historische panden verwijzen naar de slavernijgeschiedenis van Nederland. In Tilburg is dat verleden niet zo duidelijk. Tijdens de wandeling van 1,5 uur kwam Zieleman langs plekken waar hij de historie tot voor kort niet van kende.
Eén van die plekken is het Bleshof. De familie Bles was in de 18e eeuw eigenaar van de panden daar en was direct verbonden met het Tilburgse koloniale verleden. De oudste zoon van de familie werd ‘schatrijk’ in Nederlands-Indië, laat Zieleman in een brief aan de raad weten. Hij nam destijds een tot slaaf gemaakte, waarvan de naam niet bekend is, mee naar huis.
Eerste zwarte Tilburger
De tweede zoon, Cornelis Bles, kwam in bezit van een koffieplantage in Suriname. In 1771 werkten daar 155 slaafgemaakten, waar de Cornelis en zijn vrouw Marthe de baas over waren. Beiden woonden destijds in Tilburg. Ze hadden Tilburg een Afro-Surinaamse slaafgemaakte in dienst: Johannes Pauli. Hij was een van de eerste zwarte Brabanders en mogelijk de eerste zwarte Tilburger.
Op 1 juli 1863 werd slavernij bij wet verboden. Bij de afschaffing ontving achterkleindochter Adriana Bles van de Nederlandse staat een tegemoetkoming van 300 gulden per slaafgemaakte die ze ‘in bezit’ had. De vrijgemaakten zelf kregen niets. Toen slavernij werd afgeschaft, moesten ze nog tien jaar werken op de plantages. Er wonen nog altijd nakomelingen van de Blessen en de Pauli’s in Midden Brabant, waaronder in Tilburg, Hilvarenbeek en Diessen.
Troosteloos
Volgens Zieleman herinnert vandaag de dag niks bij het Bleshof mensen aan het verleden. Het ligt er volgens hem bovendien troosteloos bij. “Er staat alleen een witte kapel die is neergezet om Maria te bedanken voor het beschermen van onze stad tijdens de Tweede Wereldoorlog. Die oorlog heeft een actieve herinneringscultuur, terwijl het koloniale verleden nog een beperkte herinneringscultuur kent.”
En dat moet anders volgens hem. “We vinden dat het tijd wordt om de Bleshof op een waardige manier van historische duiding te voorzien.” Hoog tijd, omdat er binnenkort een fietsenstalling naast het Bleshof geopend gaat worden. “Dat gaat ervoor zorgen dat het Bleshof meer mensen zal trekken. Dat maakt het nog relevanter.”
De D66 denkt aan een fysieke uitingsvorm, zoals een bord, om te herinneren aan dat verleden. Bovendien vinden ze dat het Bleshof aangepakt moet worden om van de verloederde uitstraling af te komen.