Rekken vol met broden staan om twaalf uur ’s middags buiten voor de ingang van de Pollepel in de Tilburgse Stedekestraat. Vrijwilligers sorteren gesneden en ongesneden, broden en bolletjes. Verschillende bakkers in de stad geven hun brood dat een dag oud is aan BroodNodig.
In de keuken bij de Pollepel staat een grote pan op het vuur. Maaltijdsoep voor dak- en thuislozen, vol met groenten, aardappels en rijst. Een vrijwilliger belegt broodjes. Van kwart over drie tot half vijf, tijdens de inloop voor het brood, krijgen daklozen een lunchpakket.
“Mijn pa heeft altijd een hekel aan voedselverspilling gehad”, legt Hülya uit aan Omroep Brabant. “Hij deelde eten uit dat anders werd weggegooid. Mijn vader ging ’s nachts op pad om het brood rond te brengen. Inmiddels maken er zoveel mensen gebruik van, dat rondbrengen niet meer mogelijk is. Daarom wordt het nu uitgedeeld bij de Pollepel.”
“Bijna elke dag zie ik twee nieuwe gezichten.”
Meer dan duizend mensen maken iedere week gebruik van BroodNodig. Verreweg de meesten komen twee tot drie keer per week. En de laatste maanden zit het aantal gebruikers in de lift, ziet Hülya: “Bijna elke dag zie ik een stuk of twee nieuwe gezichten. Dat lijkt niet veel, maar het is toch al snel vijftig nieuwe mensen in een maand.”
In het begin zijn ze terughoudend, ziet Hülya: “Er is schaamte. Ze denken vaak dat ze een hele papierwinkel moeten aanleveren en dat ze een intakegesprek van anderhalf uur krijgen.”
Maar zo werkt het niet bij BroodNodig. Een vast systeem is er niet en er is ook geen administratie: “In een gesprekje van tien minuten leg ik ze uit hoe het werkt. Ze vragen wat ze moeten doen om zich aan te melden. ‘Dit is de aanmelding’, zeg ik dan. Dan zijn ze helemaal verbouwereerd. En daarna zie je opluchting.”
De grote inspirator, Gerrit Poels, leeft inmiddels teruggetrokken. “Hij is er nog”, zegt Hülya. “Hij heeft dementie. Hij komt niet meer op alle woorden die hij zou willen gebruiken.” Komt hij nog wel eens bij de Pollepel? “Kon dat nog maar, mócht dat nog maar”, verzucht Hülya. “Maar door heel die tralala…”
Toen broodpater Poels moest stoppen met zijn werk ontstond er gedoe rondom zijn gedachtegoed. “Hülya kwam in aanvaring met het bestuur van de stichting en uiteindelijk zelfs met haar moeder. Ze stonden tegenover elkaar voor de rechtbank. Het oordeel was dat Hülya zijn werk mocht voortzetten.”
“Het zou voor hem zo goed zijn als hij hier zou komen.”
In de familie heeft de kwestie diepe wonden geslagen. Daarvan getuigen de tranen bij Hülya als ze vertelt waarom haar vader niet meer bij de Pollepel komt: “Ik deug niet, volgens de familie. Maar het zou voor hem zo goed zijn als hij hier zou komen. Je ziet gewoon dat hij hier opfleurt.”
Zolang het nodig is, gaat Hülya door met BroodNodig. En dat is dus eigenlijk altijd: “We hopen dat we ooit niet meer nodig zijn, maar dat is een utopie, dat zal niet gebeuren. De grote vraag is of er over twintig jaar nog bakkers, slagers of groenteboeren zijn. Anders houdt het op. Zij bevoorraden ons, niet de grote multinationals. Klein blijven is onze kracht.”