Na drie jaar mag Carl eindelijk weer bovenin de Heikese kerk met de klokken spelen

Het weerzien van Carl en zijn instrument (foto: Edita Saakian).

Op een doodgewone zaterdag in Tilburg klinken, heel onverwachts, bekende klanken over de stad. Voor de gemiddelde voorbijganger misschien niet betekenisvol, maar voor Carl van Eyndhoven, de stadsbeiaardier, is het een dag van herwonnen blijdschap. Na drie lange jaren van stilte mag hij eindelijk weer naar zijn toren, naar zijn klavier, naar de beiaard van de Heikese kerk.

Omringd door vrienden, collega-beiaardiers en componisten, noemt Carl het een wedergeboorte. Zijn vingers jeuken. Al bijna vier decennia lang, week na week, maakt hij de reis vanuit Antwerpen, de 160 treden naar boven in de Heikese kerk, om Tilburg te laten ontwaken met muziek. Totdat het plotseling ophield.

Veiligheid boven alles

Drie jaar geleden komt het nieuws als een mokerslag: de toren is niet veilig. De trappen, smal en steil, missen hier en daar een leuning. De verlichting is gebrekkig, rookmelders ontbreken, een alarmsysteem is niet aanwezig. De tocht naar boven, voor Carl een routine van jaren, wordt als te riskant beoordeeld. En dus zwijgen de klokken – althans, wat menselijk spel betreft. Een automaat neemt de taak over, maar iedereen weet: dat is slechts een schaduw van wat de beiaard kan.

Veiligheid gaat boven alles, en dus begint een traag, bureaucratisch proces. De toren blijkt eigendom van de parochie, de klokken van de gemeente, de beiaardier een werknemer van diezelfde gemeente. Een complexe puzzel die veel tijd kost. Ondertussen wacht Carl.

‘De muziek mag weer klinken’

In Anvers, waar een delegatie van componisten en stadsbeiaardiers aanwezig is, neemt Peter Kok, voor wie het zijn eerste keer als cultuurwethouder in Tilburg is, het woord. “Na ruim drie jaar zal de beiaardier eindelijk weer spelen. In mijn kersverse rol als wethouder en als geboren en getogen Tilburger heb ik de klanken heel vaak gehoord. Er is een hoop gewacht en gesmacht. Wat hebben we hiernaar uitgekeken. De toren is veilig en de muziek mag weer klinken.”

Op deze langverwachte dag loopt Carl eindelijk weer die vertrouwde trap op. De wenteltrap met een touwleuning, de houten ladder die nu, dankzij nieuwe plateaus, minder steil en gevaarlijk is. De rookmelders die hij passeert, de extra verlichting die de weg wijst. En ergens, halverwege, het nieuwe alarmsysteem – een klein knopje dat, mocht het ooit nodig zijn, hulp kan inroepen. Het voelt veiliger, maar vooral: als thuiskomen.

‘Een van de mooiste beiaarden die ik ken’

Boven wacht zijn instrument in al zijn glorie. Carl strijkt met zijn hand over het klavier, blaast het stof van een paar toetsen en pakt een bundel bladmuziek. Beneden, voor de kerk, wachten familie, vrienden en liefhebbers. En dan, precies om elf uur, kraakt Carl zijn vingers. Hij haalt diep adem en laat de eerste noten van Mozarts Oh Cara Armonia over de stad vloeien. Na jaren van stilte halen de klokken weer opgelucht adem.

Tilburg heeft altijd een bijzondere band met haar beiaard gehad. Carl weet het als geen ander. “Dit is een van de mooiste beiaarden die ik ken”, zegt hij. “Wereldwijd is Tilburg een voorloper in het laten componeren van nieuwe werken voor de beiaard. Daar mag ze trots op zijn.”

Zijn voorganger bekleedde de functie twintig jaar, Carl zelf al bijna achtendertig. Twee klokkenspelers in bijna zestig jaar. “Een teken dat het hier goed is om beiaardier te zijn”, lacht hij.

Concertreeks

De afgelopen maanden heeft hij zich suf gestudeerd, precies op tijd voor de start van het nieuwe carillonseizoen. Achttien nieuwe composities, speciaal geschreven door Tilburgse componisten voor deze beiaard.

Elke zaterdagmiddag klimt Carl weer de toren in. Vanaf 8 maart om 15.00 uur zijn de werken weer te horen. En dit keer zal het niet onopgemerkt blijven. Volgend jaar maart gaat Carl met pensioen en zal iemand anders zijn liefde voor het spel overnemen.

LEES OOK:
Stadsbeiaardier Carl mag nog niet spelen: klokken van Heikese kerk blijven stil door ontbrekende veiligheidsknop
Carl verlangt terug naar ‘zijn’ klokken, maar die hangen te hoog

Edita Saakian