Onbekend bij het grote publiek, maar op het netvlies gegrift van duizenden oud-journalistiekstudenten. Sinds 1996 prijkt een levensgrote muurschildering in de aula van het gebouw waar de hogeschool voor journalistiek in Tilburg zit. Komend jaar verhuist de opleiding en blijft het Herman Brood-kunstwerk achter. Maar hoe kwam het eigenlijk daar? Een sprong terug in de tijd, aan de hand van herinneringen van vijf getuigen.
Eigenlijk was het een uit de hand gelopen grap, vertelt Danny Braks aan Omroep Brabant. Met haar oud-studiegenoot Anne-Fleur Pel interviewde ze Herman Brood. In een Rotterdams, rokerig café zaten ze tegenover de flamboyante artiest voor een vragenronde. Maar eerst wat babbelen en een paar potjes pesten. Dán pas interviewen, zo wilde Brood.
De vrouwen wilden weten waarom Brood zijn werken ook via Wehkamp verkocht. Omdat het grote publiek de schilderingen ook moet zien, vond hij. “Zou je dan liever mijn kamer of de aula van onze opleiding willen schilderen?”, floepte Anne-Fleur eruit. Gauw duwden ze hem een servetje onder de neus, als ware een contract, om het antwoord te vereeuwigen. Brood beloofde voor duizend gulden (450 euro) en twee flessen drank de aula van het toen nog nieuwe opleidingsgebouw in te wijden. Daaronder het telefoonnummer van zijn manager.
Danny: “We belden hem om Brood aan onze afspraak te houden. ‘Hij belooft dat soort dingen wel vaker aan jonge vrouwen. Waarschijnlijk herinnert hij het zich niet meer’, zei die. Maar na een week spraken we hem weer. ‘Herman weet er nog van en wil langskomen.’ We stonden perplex.”
Tijdens de meivakantie gebeurde het. Brood kwam met het openbaar vervoer naar Tilburg, maar zat niet in de afgesproken trein. Na een speurtocht vonden Danny en Anne-Fleur hem met een biertje in een bar tegenover het station. Nadat ze hem hadden meegenomen naar de Academie voor Journalistiek en Voorlichting, ging Brood als een razende tekeer. Met brandende sigaretten en flessen bier in de hand keken tientallen studenten toe.
Brood zou Brood niet zijn als hij de op dat moment gemaakte afspraken eigenhandig oprekte. Een beperkt stuk muur gebruiken? Niet aan hem besteed. En deuren ongemoeid laten? Ook die nam hij onder handen. Bovendien deelde hij een sneer uit aan de toenmalige directeur van de opleiding.
De studentenraad had ruzie met de directeur over een koffiezetapparaat. In de raadzaal zou die voor brandgevaar zorgen. En dus werd die weggehaald. Onzin, vond Brood. Hij knipte een sjabloon van een koffiekopje uit een A4’tje. Die hield hij tegen de rode deur van de directeurskamer, terwijl hij de pasvorm sprayde met een verfbus. Sindsdien prijkt het kopje als teken van ultieme rebellie op de deur. En nog altijd is het koffiekopje zichtbaar, het hangt uitgezaagd bij – hoe kan het ook anders – de koffiekamer van de docenten.
Terug naar de aula. Met woeste en groteske bewegingen had Brood het werk in een mum van tijd af. ‘Talk to me’, staat er, en figuren die microfoons onder hun neus geduwd krijgen. Als verwijzing naar de journalistiek. Zijn sprekende gele, blauwe, zwarte en rode strepen sierden de muur. Met bierkratten en uit de tuin geplukte bloesem bracht Brood eigenaardige accenten aan.
“Het was heel onwerkelijk”, vertelt Danny. “Daarna zijn we nog de kroeg ingedoken met hem. Daar aten en dronken we wat. Dat was geweldig. En bizar. Zaten we daar met allemaal jonge mensen met zo’n oude rocker. Want daar stond hij voor: rock ‘n’ roll.”
Tijdens alle borrelpraat was Brood niet uitgeschilderd. Op bierviltjes maakte hij portretjes van studenten. Zo bleef de herinnering aan Brood, die in 2001 uit het leven stapte, niet alleen op de journalistiekopleiding levend, maar ook bij de toen razen enthousiaste jongeren.
LEES OOK: Levensgrote Herman Brood-muurschildering blijft achter bij verhuizing