Op een muurtje ben ik gaan zitten
Op de grens van tuin naar plavuis
Alleen, voor mijn huis en schuif
De gordijnen van de dag opzij
De zwangere lucht staart mij aan
Vlijtige liesjes zwaaien per abuis
De klimop staat moederziel alleen
De schaduw staat met handen in de zij
Het geluid om mij heen is verdwenen
Ik wil de wind horen als het waait
De regen voelen als het regent
En weer ruis horen van dichtbij
Wegen met tijd banen voor me uit
De straten hebben zich gedoubleerd
De stad is stil en baadt in geduld
Ze huilt zacht wat rimpels erbij
Ik zie de kringen in het water
En staar naar wat buiten passeert
Weer wolkt voorzichtig avondlicht
In lange silhouetten voorbij
Stappen van een vrouw lopen langs
De echo raapt gehaast haar passen
Dichter bij de echo was ik nooit
Het stille was zo hoorbaar nabij
De nacht trekt stil zijn kleren aan
Om de dag te willen verrassen
Ik zoek uit een ander alfabet
Om op reis te gaan in dit getij.
Ad Nouwens – Schrijversatelier