Trigger warning: in dit stuk gaat het onder andere over zelfmoord.
Dat vertelt wijkagent Linda in Blauw Blauw de Podcast, waar ze de blauwe kant van het verhaal delen. Het zijn de dagen dat politiewerk je niet in de koude kleren gaat zitten. “Ik kwam ’s ochtends om half zeven aan voor mijn dienst en er was al gelijk een melding binnengekomen. Een vrouw vermoedde dat haar partner zichzelf van het leven had beroofd. Ze was op locatie en durfde niet naar binnen.”
Linda vertelt dat ze de woning daarna samen met haar collega binnenliep en dat de vermoedens van de vrouw klopte. “Mijn rol is dan om die vrouw op te vangen. Maar uiteindelijk moest zij toch mee om de persoon te identificeren. Dat was echt een hel om te zien.”
“Je bent zelf ook mens en hebt ook je eigen emoties.”
Niet veel later bleek dat er drie jonge kinderen thuis waren. “Dat is eigenlijk niet te omschrijven, dat we dan tegen kinderen die net wakker waren moeten gaan vertellen dat hun vader niet meer leeft.” Zoiets raakt je als mens enorm, maar als agent moet je handelen op zo’n moment. “Dan kijken ze jou aan en wordt er van jou iets verwacht. Maar je bent zelf ook mens en hebt ook je eigen emoties.” Ondanks dat vindt de politieagente het fijn om op die momenten zo’n rol aan te nemen en te handelen naar wat ze denkt dat goed is.
Mijn collega en ik keken elkaar aan en we wisten gelijk dat het niet goed was.
Ook voor Erwin is er een dag die hij nooit zal vergeten. Hij en zijn collega kregen een melding over een meisje dat flink lag te bloeden in een tuincentrum. “Als je te horen krijgt dat het om een kind gaat, doen we er een tandje bij. We rijden op zo’n moment gewoon als een blauwe streep die kant op”.
Erwin vertelt wat hij aantrof toen hij daar naar binnenliep. “Mijn collega en ik keken elkaar aan en we wisten gelijk dat het niet goed was. Het bloed kwam overal vandaan bij het meisje, uit haar mond, haar neus en haar oren. We hadden echt zoiets van Jezus, waar moeten we nou beginnen.”
Op zo’n moment ben je politieagent en kan je niet in shock blijven, je moet handelen. “Mijn collega ging haar hartslag checken en gaf constant door wat hij voelde en ik deed hetzelfde bij de ademhaling.” Zo konden Erwin en zijn collega de waardes van het meisje constant houden tot de ambulance kwam.
Ik wilde ja zeggen, maar ik barstte in tranen uit
Het bleek dat het meisje haar zusje probeerde op te vangen. Haar zusje zat op een schommelpaard, “zo eentje die je ook ziet op de kermis”, vertelt Erwin. Het schommelpaard had drie benen op de grond, het vierde been was opgetrokken. Door het gewiebel viel het paard omver, en het meisje kreeg een paard van tachtig kilo op haar hoofd terwijl een betonnen vloer de klap opving. Het meisje heeft de klap helaas niet overleefd.
Een tijdje na het ongeval moest de politieagent naar een ander team om te helpen met administratie en recherche zaken. Er kwam toen een collega naar hem toe die met de zaak van het meisje bezig was. “Die collega vroeg: hé, was jij niet bij dat ongeval. Ik wilde ja zeggen, maar ik barstte in tranen uit.”
We hebben veel collega’s met PTSS, daar moet wel goed voor gezorgd worden
Dit zijn slechts twee voorbeelden van de vele heftige verhalen van politieagenten. Eric Passchier, woordvoerder van de politie, vertelt over hoe de politie hiermee omgaat. “We hebben veel collega’s met PTSS, daar moet wel goed voor gezorgd worden.” Je hebt binnen de politie verschillende plekken waar je heen kan gaan.
Als eerst heb je collegiale ondersteuning. Je gaat dan met collega’s in gesprek over wat er is gebeurd. De collega’s met wie de agent kan praten, hebben hier speciale training in gehad. Daarnaast heb je een maatschappelijk werkster, een psycholoog en een vertrouwenspersoon om dit soort heftige verhalen binnen de politie op te vangen en te ondersteunen.
42 jaar geleden had je dat nog niet
“Ik werk nu al 42 jaar bij de politie, toen had je dat nog niet. Het werd gelukkig al snel opgezet en het wordt elk jaar beter. De laatste jaren is er ook meer aandacht voor PTSS, we hebben veel collega’s die hiermee kampen. “
De woordvoerder vertelt dat de ene agent er beter tegen kan dan de andere. Iedereen moet echter de ruimte krijgen om dit goed te kunnen verwerken, of om een stapje terug te doen als dat nodig is.