Zelfs de luwte leende geen adem
Noch een kiem om te ontspruiten
Op het pad van mijn zieletocht
Het licht aaide slechts de ramen
Schroeide het kloppen van mijn hart
Kneedde rimpels in mijn gelaat
Troost schuilde in rauwe wonden
Verdroogde ogen staarden blind
Moed had ik ooit vergeefs gekocht
In zolders vol lege koffers
Gestapeld voor een laatste reis
Verstopt onder een verstoft gewaad
Eiken leunden tegen de hitte
Fris blad vluchtte naar hun lamp
Onder wolken verdroten
Ik ging stapvoets met de muren
Als een vreemde vloog ik uit
Weg van nestgeur die mij omsloot
De hemel begon te nachten
Ramen priemden in mijn rug
Licht doofde, gordijnen sloten
Gevangen in een vogeltrek
In een doodlopende steeg in mij
Met de geboorte van de dood.
Ad Nouwens – Schrijversatelier