De tijd staat niet stil
Hij loopt en knoopt dagen aaneen
En verglijdt als het water
Dat nooit terugvloeit naar waar het begon
Hij smeert zijn deel voor het schragen van dagen
Aan de vleugels van de wind
Die in de vroege ochtend begint
Fluisterend over dauwdruppels
Tot een stervende zon duistert
En hij niet luistert en blijft knopen en lopen
Als de morgendauw glimlachend over de stad zijn mantel spreidt
Zijn ogen klauteren naar het licht
En hij vlucht langs zonnestralen
En de tijd staat niet stil
Hij vliegt en zweeft van dag tot dag
In wolken zonder wind, ijzig gekleurd zonder tint
Zonder franje, zonder schroom, vindt hij zijn weg in de stroom
Als een vogel, die zijn trek niet voltooiend
Naar morgen, zonder zorgen over de nestgeur van de aarde vliegt
Die hij zuigt als levenslucht voor zijn vlucht en eens zal hij
Zijn vleugels leggen, weg van dagen, voorgoed ontheemd
Wanneer een nooit ontmoete lente hem tot zich neemt
En de tijd, de tijd staat niet stil
Hij waait dansend over het dak
Het oppervlek van kille en stille stromen
Waar in diep stenen stromen bogen
Stenen van voorbije gezonden
Of stenen die nog onbewogen
Verstomd in diepe stromen liggen
En aan het stromen ontkomen
En dromen van een ander onderkomen
Hij waait bomen kaal in verloren wind
Stuurt een trek ganzen naar huis
En wast de zomer paars op verzopen plavuis
Tot de winter hem in vrieskou bindt
En hij draagt zijn jassen met opstaande kragen
En lijmt zich aan het lengen van dagen
In lange draden mist die aan struiken traant
En nog, de tijd, de tijd staat niet stil
De dagen gaan te traag
Een jaar is zo voorbij
Terwijl de uren een eeuwigheid schuren
En tijd uit poriën ontsnapt
Morgen wordt als gister en vandaag
En steeds borrelt dezelfde vraag
Waarop geen antwoord bestaat
Je zou zo graag iets in de spiegel zien
Maar het blijft ongezien
Er valt geen enkel onheil te vermijden
De dood is een zekerheid
Waaraan je geen aandacht wil wijden
Je raakt mensen kwijt
Tot je het leven zelf voelt verglijden
Wordt je deel van het raadsel van de tijd
De tijd, er wordt gezegd dat de tijd vliegt
Dagen wiegt
Maar wij zijn het zelf
Die langs de tijd vliegen en overvliegen
Als passanten in de tijd
De tijd blijft, wij zijn het die gaan.
Ad Nouwens – Schrijversatelier